Benamingen:

Wetenschappelijke benaming:  Macropodus ocellatus

Algemene benamingen:  Rondstaart Paradijsvis, Roundtail paradisefish

Origine:

Azië: China, Korea, Vietnam, Japan en omgeving, tot in Rusland

Fishbase

IUCN Redlist

Note: de occelatus werd vroeger aanzien als M.chinensis, welke nu onder de M.opercularis valt. Een afzonderlijke listing op IUCN is dan ook niet te vinden.

Fysiologie:

Man: Lengte: 8-12cm max. mits winterrust tijdens de eerste winter.

          Zijdelings afgeplat lichaam met de typische gepaarde borstvinnen.

          Mannen zijn over het algemeen een stuk groter dan de vrouwen.

          De vinstralen van rug- en aarsvin lopen tot voorbij de staartvin.

Vrouw: Lengte: 6-10cm max, na het 2de levensjaar en mits winterrust.

             Lichaamsbouw vergelijkbaar met de man echter met een vaak iets uitgesprokener buikpartij.

             De vinstralen stoppen bij de aanzet van de staart of lopen hoogstens tot halverwege.

Levensverwachting: In de vijver: 6-10 jaar

                                    In een aquarium (+20°c): 3-5 jaar

Huisvesting:

Labyrinthvissen leven in rivieren, vijvers en poelen die amper tot geen stroming hebben. Deze zijn ook vaak zeer ondiep waardoor grote temperatuurschommelingen kunnen optreden.Hun naam hebben ze verkregen doordat ze een labyrint-orgaan hebben die zich tussen neus en voorhoofd bevind. Hiermee kunnen ze atmosferische lucht ademen aan het oppervlak. Deze ademhaling zorgt voor wel 80% van hun zuurstof. Een (gedeeltelijk)open wateroppervlak is dan ook essentieel.
Indien u de vissen binnen wenst te houden mag de luchttemperatuur boven het wateroppervlak niet veel afwijken van de watertemperatuur. Bij te grote verschillen loopt u de kans dat hun labyrint gaat ontsteken.

Waterwaarden:

Temperatuur: 5-35°C

Ph.: 5-8 

Kh: 0-10°dh

Gh: 5-15°dh

NHX, NO2: Nihil

NO3: < 100 mg/l

PO4: < 10 mg/l

Geleidbaarheid: 100-1000µs

Macropodusen (en andere labyrintvissen) zijn vrij ongevoelig voor vervuiling.

Voeding:

Paradijsvissen zijn rasechte insecteneters.
In de natuur eten ze alles wat ze tegenkomen.
Allerhande muggelarven, waterkreeftjes en andere insecten.
In gevangenschap eten ze quasi alles wat er gegeven wordt, zowel droog, diepvries als levend.

Eten doen ze zolang de watertemperatuur hoger is dan 10°c

Voortplanting:

Zoals de meeste labyrintvissen zijn ook deze vissen schuimnestbouwers, ook al durven de mannen van nature lui zijn.

Hun imponeergedrag kan al eens agressief uit de hoek komen, hun balts daarentegen is zeer sierlijk en zelfs teder te noemen. Dit begint eens het water enkele weken warmer is dan 22°C.
Eitjes worden, na afzetten en bevruchting, door beide ouders naar het oppervlak gebracht en daar in het schuimnest (als deze aanwezig is) gedeponeerd. Na de balts is de man verantwoordelijk voor het nest, de vrouw wordt dan vaak niet meer in de buurt getolereerd. Na 2-3 dagen (temperatuursafhankelijk) komen de eitjes uit.
De larven zijn dan niet meer dan anderhalve millimeter groot en dienen voorzien te worden van royale hoeveelheden infusoriën. Pas na enkele weken zijn ze groot genoeg om artemia naupilli te verorberen.
Je houdt ze ook best in zeer laag water, max 10cm waterhoogte is aangeraden zodat de jongen niet te veel energie moeten verbruiken om steeds weer naar het oppervlak te zwemmen. Naarmate ze groter worden mag de waterstand verhogen.